Het meten van de nauwkeurigheid van prognoses is een onmiskenbaar belangrijk onderdeel van het vraagplanningsproces. Deze voorspellingsscorekaart zou kunnen worden opgebouwd op basis van een van de twee contrasterende gezichtspunten voor het berekenen van metrieken. Vanuit het foutperspectief wordt de vraag gesteld: “Hoe ver lag de voorspelling van de werkelijkheid?” Vanuit het nauwkeurigheidsperspectief wordt de vraag gesteld: “Hoe dicht lag de voorspelling bij de werkelijkheid?” Beide zijn geldig, maar foutstatistieken bieden meer informatie.

Nauwkeurigheid wordt weergegeven als een percentage tussen nul en 100, terwijl foutpercentages bij nul beginnen maar geen bovengrens hebben. Rapporten van MAPE (gemiddelde absolute procentuele fout) of andere foutstatistieken kunnen de titel 'voorspellingsnauwkeurigheid'-rapporten krijgen, waardoor het onderscheid vervaagt. Het kan dus zijn dat u wilt weten hoe u vanuit het foutenperspectief kunt overstappen naar het nauwkeurigheidsperspectief dat uw bedrijf omarmt. In deze blog wordt aan de hand van enkele voorbeelden beschreven hoe.

Nauwkeurigheidsgegevens worden zo berekend dat wanneer de werkelijke waarde gelijk is aan de voorspelling, de nauwkeurigheid 100% is en wanneer de voorspelling het dubbele of de helft is van de werkelijke, de nauwkeurigheid 0% is. Rapporten waarin de voorspelling met de werkelijkheid wordt vergeleken, bevatten vaak het volgende:

  • De daadwerkelijke
  • De prognose
  • Eenheidsfout = Prognose – Werkelijk
  • Absolute fout = Absolute waarde van eenheidsfout
  • Absolute %-fout = Abs-fout / Werkelijk, als een %
  • Nauwkeurigheid % = 100% – Absolute %-fout

Bekijk een paar voorbeelden die het verschil in aanpak illustreren. Stel dat de Werkelijke = 8 en de voorspelling is 10.

Eenheidsfout is 10 – 8 = 2

Absolute %-fout = 2/8, als % = 0,25 * 100 = 25%

Nauwkeurigheid = 100% – 25% = 75%.

Laten we nu zeggen dat de werkelijke waarde 8 is en de voorspelling 24.

Eenheidsfout is 24– 8 = 16

Absolute %-fout = 16/8 als % = 2 * 100 = 200%

Nauwkeurigheid = 100% – 200% = negatief is ingesteld op 0%.

In het eerste voorbeeld leveren nauwkeurigheidsmetingen dezelfde informatie op als foutmetingen, aangezien de voorspelling en de werkelijke situatie al relatief dicht bij elkaar liggen. Maar als de fout meer dan het dubbele is van de werkelijke, komen de nauwkeurigheidsmetingen uit op nul. Het geeft wel correct aan dat de voorspelling helemaal niet accuraat was. Maar het tweede voorbeeld is nauwkeuriger dan een derde, waarbij de werkelijke waarde 8 is en de voorspelling 200. Dat is een onderscheid dat een nauwkeurigheidsbereik van 0 tot 100% niet registreert. In dit laatste voorbeeld:

Eenheidsfout is 200 – 8 = 192

Absolute %-fout = 192/8, als % = 24 * 100 = 2,400%

Nauwkeurigheid = 100% – 2.400% = negatief is ingesteld op 0%.

Foutstatistieken blijven informatie verschaffen over hoe ver de voorspelling afwijkt van de werkelijke en geven aantoonbaar een betere weergave van de nauwkeurigheid van de voorspelling.

Wij moedigen aan om het foutperspectief te hanteren. U hoopt eenvoudigweg op een klein foutpercentage dat aangeeft dat de voorspelling niet ver van de werkelijkheid ligt, in plaats van te hopen op een groot nauwkeurigheidspercentage dat aangeeft dat de voorspelling dicht bij de werkelijkheid ligt. Deze mentaliteitsverandering biedt dezelfde inzichten en elimineert vervormingen.